Vaders en eieren
Geschreven door Heleen Verburg
EEN MAN
EEN VROUW (zowel de man als de vrouw hebben verdacht veeleigenschappen van een keizerspinguin)
?(Een personage dat niet in een woord te vangen is, vandaar het oneindigheidssymbool. De theatrale verbeelding is een (kinder)stem op de band, eventueel ondersteund door een geluidsdecor. Deze band wordt bij voorkeur afgespeeld op een gewonedraagbare cassetterecorder die de man en de vrouwmeebrengen als ze in de klas komen. De cassetterecorder wordttijdens de voorstelling ook door henzelf bediend.)
N.B. In dit stuk refereren de personages aan de Waddeneilanden, de Waddenzee en Groningen. Deze locaties kunnen, indien gewenst, vervangen worden door locaties die verband houden met de plaats van opvoering.
De vrouw komt de klas binnen. Ze heeft natte haren. De man komt een tijdje later binnen.
Ook hij heeft natte haren. De vrouw loopt een rondje door de klas. De man volgt op veilige
afstand. Af en toe staan ze stil en kijken elkaar aan. Dan gaat de vrouw de klas weer uit. De
man volgt.
Wind.
? :Pssst
Luister
Luister naar me
Wees stil
Doe je ogen dicht
En luister naar me
Ik spreek.
Ik ben waar iedereen vandaan komt
Vroeger
Voor het leven.
Iedereen was ooit iets anders ergens
Zo ben ik
Ik ben nog niet geboren.
Klein ben ik
Zo klein dat je me niet kunt zien
Ik heb nog niets
Geen oren, mond
Geen ogen
Maar ik heb alles al
Wat er te hebben valt
Kijk kijk ik ben nog niets
En toch ben ik een raadseltje
Noem mij wat je noemen wilt
Een zucht
Een ziel
Een zaadje
Ik wandel door de wolken
Zwem door zeeën
Kruip door alle gangen van de aarde
Ik schiet naar elke hoek van het heelal in een seconde
Ik ben heel erg snel
Voel me waar je voelen wilt
In je hart, je hoofd, je handen
Ik ben niet uit te leggen
Ik besta
De vrouw komt weer binnen. Ze zingt een lied:
Op het land ben ik geboren
Op het land moest ik vergaan
Maar diep in mijn oren
Klonk steeds de oceaan
En de roep van de branding
Kom met me mee!
Laat de duivel me halen
Ik ga naar zee
Dus troost mijn geliefden
Hun verdriet zal vergaan
Ik zeg ze vaarwel
Met een kus van de maan
Niemand kent me
Vrienden tabé
Laat de duivel me halen
Ik ga naar zee
De man komt tijdens het lied ook weer binnen.
man:U bent ver van huis.
vrouw:Heel ver.
man:Stopt u nooit?
vrouw:Ik ben een vrouw alleen meneer. Waarom zou ik stoppen?
man:U kunt erg goed zwemmen.
vrouw:Mijn hele familie kon goed zwemmen.
Maar niet zo goed als ik. Ik ben begonnen op de Zuidpool.
man:Dat weet ik.
vrouw:Vanaf daar alleen noordwaarts. Steeds verder noord¬waarts. Dwars door de Atlantische Oce¬aan. Natuur¬lijk wel wat eilandjes aangedaan onder¬weg. Zuid-Geor¬gië, Tristan da Cunha, St. Helena, de Kaapverdi¬sche eilan¬den. En nu uiteindelijk de Waddenei¬landen. Ik heb weleens gedacht, wat zullen mijn ouders ervan denken. Dat ik ben zoals ik ben, bedoel ik. Zo avontuur¬lijk inge¬steld. Maar als ik eerlijk ben, dan denk ik dat het ze niet zoveel kan sche¬len. Ten¬slot¬te kregen ze na mij nog veer¬tien kinderen. Moet u nagaan. Ieder jaar een kind. En allemaal het¬zelf¬de. Die kinde¬ren. Allemaal precies als ik. Nou, niet zo avon¬tuur¬lijk dan. Maar aan de buiten¬kant, uiter¬lijk, alle¬maal het¬zelfde. Alsof wij niet gescha¬pen zijn om uniek te zijn. We moeten ons ont¬worste¬len, meneer. Kijk naar mij. Ik heb mij ont¬worsteld aan de gewone gang van zaken. Ik zag een ijsschots en ik rook de zee. Dus ik nam een aanloop en ik ben de diepte ingedoken. Weg van alle ande¬ren. Weg van de grote massa.
Hebt u familie?
man:Nee, integendeel.
Ik ben een man alleen, mevrouw.
Altijd geweest ook.
Ik was enig kind.
Altijd alleen thuis. Alleen naar de crèche. Alleen naar bed.
Moeder ging dood toen ik tien was.
Ziek. Ze had te weinig vet.
Vader keek het nog een maand of wat aan en toen moest ik bij hem komen.
Jongen, zei hij, je vleugels zijn volgroeid. Je veren zijn nog mooier dan de mijne. Kom op. Trek de wijde wereld in. Ga achter de vrouwen aan. Mijn taak zit erop. Het is mooi geweest.
Ik ga vis¬sen.
Toen draaide hij zich om en wandelde weg over de ijsvlakte.
Ik heb hem nooit meer teruggezien.
Heel zielig allemaal.
vrouw:Hij ging zomaar vissen?
man:Ja.
vrouw:En hij stuurde u weg?
man: Ja.
vrouw:Ik vind weggestuurd worden zieliger dan weglo¬pen.
man:Maar het gaat er toch niet om wat het zieligste is?
vrouw:Nee, het gaat erom dat je niet met je laat sollen.
man:Weglopen vlak voordat je weggestuurd wordt, dat is het beste.
vrouw:Het is altijd weer een verrassing waar je bent als je bovenkomt, vindt u niet? Al blijf ik persoonlijk liever onder water. Onder water lijkt de wereld rustiger. Daar ben ik helemaal mezelf. Belle¬tjes, bubbeltjes, een beetje dollen met de zee¬honden. Heer¬lijk. Ik snap eigen¬lijk zelf niet waarom ik aan land kom. Ik wil eigen¬lijk hele¬maal niet aan land.
Het zal mijn instinct wel zijn.
Hoe vindt u Groningen?
man:Groen.
vrouw:Ja, er is veel gras.
man:Veel gras, weinig vis.
vrouw:Houdt u ook van vis?
man: Houd ik van vis?
Natuurlijk houd ik van vis.
Ik eet niets anders.
vrouw: Dat vind ik ook. Er gaat niets boven een verse vis.
man:Je kunt ze ook bakken.
vrouw:Bakt u de vis dan?
man:Ik zou het niet durven.
vrouw: Ik dacht al, gebakken vis, dat lijkt me niets voor u.
man:Gebakken vis? Ik moet er niet aan denken.
vrouw:Rauwe vis. Rauwe vis is goed voor de vetvoorziening.
man:Geen flauwekul met sausjes.
Gewoon laten zakken zo die zwemt.
vrouw: U bent een man naar mijn hart meneer.
man:Ik kan wel huilen van geluk.
Eens kom je toch de juiste vrouw tegen. Je weet nooit op welk moment, maar als het gebeurt, moet je voorbereid zijn.
Ik wil heel graag iets tegen u zeggen.
vrouw: Ach wat leuk.
man:Ik heb u zo eens een tijdje achterna gezwommen en ik denk dat ik het zeker weet.
vrouw: Misschien moeten we het onderwerp even laten rusten.
man: Ik zeg het liever nu.
vrouw:Ik luister.
man:Ik denk dat ik van u hou.
vrouw: U loopt wel erg hard van stapel.
man:Alleen is ook maar alleen.
Mevrouw, wilt u mijn vrouw worden?
Andere theaterteksten
Van Heleen Verburg
Een man en een vrouw. Zij is tijdens de ramp haar dochtertje verloren, hij heeft indertijd als verantwoordelijke “verkeerd” gehandeld, en daardoor is een heel dorp ondergelopen. 50 jaar na de ramp ontmoeten ze elkaar bij een allang opgeheven bushalte.
Katharina Katharina wordt op een dag zo stampend kwaad over alle onrechtvaardigheid in haar leven dat ze door de vloer heen zakt en in een levend Ganzenbord belandt. Daar ontmoet ze de merkwaardigste figuren en zigzagt ze door haar eigen leven. Een fantasierijk droomcomplot, waarin niemand in een vakje past en iedereen wil winnen.
“Winterslaap” is een modern sprookje over een meisje (Jaap) dat met haar ouders in een hol woont. Uit angst voor de buitenwereld willen de ouders er nooit meer weg dus ze doen er alles aan om Jaap klein te houden. Dat lukt aardig totdat Jaap een vermoeden krijgt dat er buiten nog een heel ander leven is.
Absurd drama over een directrice van een nietjesfabriek die haar hele leven heeft gewerkt om de top te bereiken, maar die uiteindelijk het geluk niet heeft kunnen vinden. Ze besluit letterlijk haar hele hebben en houden uit het raam te gooien en maakt daarbij gebruik (of misbruik) van de ongekende fysieke mogelijkheden van een van haar arbeiders.
Een eigentijdse en eigenwijze versie van het overbekende sprookje. Petemoei mag dan kunnen toveren maar ze verlangt van Assepoes dat die er zelf ook wat voor doet voordat ze uiteindelijk nog lang en gelukkig mag leven met haar prins. Een ritmisch, humoristisch en lichtironisch stuk voor jong en oud over het geloven in en najagen van je dromen.
“De Dikke van Dale” geeft een kijkje in het hoofd van Johan Hendrik van Dale (1828-1872), de maker van het woordenboek, terwijl hij op zijn sterfbed ligt met ijlkoorts. Hij wordt omringd door zijn steeds weer zwangere vrouw, die hij opnieuw ten huwelijk vraagt aan de voet van zijn standbeeld in Sluis. Een mysterieuze man komt als doodsengel op bezoek en overbrugt de 19de eeuw naar het nu. Dat kan omdat "tijd niet bestaat in het onvergankelijke". Het leidt vaak tot komische situaties met absurd geestige woordspelingen.
Een groep jongeren heeft het plan opgevat om Richard III van Shakespeare op te gaan voeren. Gaandeweg krijgt het stuk hen zo in de greep dat toneel en werkelijkheid door elkaar heen gaan lopen. Een stuk over verwarring en rivaliteit.
Als de koning en de koningin een dochter krijgen lijkt hun geluk geen einde te kennen. Maar de koningin overlijdt als het meisje dertien is en de koning kan zijn verdriet niet te boven komen. In zijn wanhoop vraagt hij zijn dochter ten huwelijk maar het meisje weigert.
Twee broers, Kruk en Guichel, bevinden zich al 70 jaar op dezelfde plek. Hun dode moeder bindt hen aan die plek en daarom willen of durven ze er niet weg. Elke dag opnieuw proberen ze samen de eenzaamheid te verdrijven.
Twee vrouwen bevinden zich in hun oude klaslokaal. Vrouw B heeft een pijnlijke huidziekte waarvoor ze elke drie uur behandeld wordt door vrouw A. Er ontrolt zich een geschiedenis over verlangen en verstikkende vriendschap.
Alfred en Johannes werken al hun hele leven in een machine. Ze hebben geen idee waar die machine voor dient. Opeens heeft Johannes er genoeg van en hij wil weg, maar dat heeft grotere gevolgen dan hij had kunnen voorzien.
Een meisje staat bewegingsloos naast haar moeder. Ze ontploft bijna maar haar moeder wil niks van haar horen. Er komt een veger langs die zich afvraagt of het meisje dood is.
Een jongen en een meisje ontmoeten elkaar op het platte dak van een huis ergens in een verre vreemde stad. Ze worden verliefd op elkaar maar dat mag niet omdat hun families teveel verschillen. Daarom spelen ze samen hun gedroomde wereld.
Veerman Kommer vindt alles vervelend. Hij brengt mensen naar de overkant en weer terug, hij eet zijn brood en leest zijn krant, maar verder….blehhhh. Totdat hij op een dag ontdekt dat zijn krant leeft en dat lege potjes eigenlijk volle potjes zijn.
De Een en de Ander besluiten weg te gaan. De Rest blijft alleen achter. Maar willen ze wel echt iets nieuws?
Een vijfling zit al bijna hun hele leven te wachten voor de deur van hun ouderlijk huis. Hun moeder heeft hen ooit de deur uitgezet maar ze geven de hoop niet op ooit weer eens te worden binnen gelaten.
Drie broers hebben hun hele levenlang in een houtzagerij gewerkt. Het bedrijf is onder hun handen, maar met veel ruzie en geharrewar, groot geworden. Als twee van de broers in dezelfde week overlijden, blikt de derde terug op hun leven.