Nietjes
Geschreven door Heleen Verburg
De directrice van een nietjesfabriek (45)
Tom, arbeider in de fabriek (40)
De vrouw van Tom (40)
Een geit
SCENE 1
De machinehal van een grote nietjesfabriek. Er is veel herrie van stampende, hamerende,
snijdende machines, staalplaten, grote spoelen, betonnen vloeren, snijmachines voor
doosjes, de geur van lijm (nietjes worden aan elkaar gelijmd), ratelende sorteermachines.
Kortom, herrie. Boven dit alles uit ook nog het geluid van een radio. Aan het eind van de hal
is een metalen trap naar een geheel uit glas opgetrokken kantoor. Vanuit het kantoor heeft
men overzicht over de hele hal.
De stem van directrice klinkt door de intercom:
directrice:Tom Willis. Dit is een oproep voor Tom Willis. Wil Tom Willis even
bovenkomen. Nu!
Tom zet zijn machine uit. Hij loopt door de hal naar het kan¬toor. De trap op. Hij klopt op de
deur en gaat naar binnen.
directrice:Zo Tom. Daar ben je. Goed. Kom binnen. Doe de deur dicht. Er is al genoeg
herrie op deze we¬reld nietwaar. Zo.
Ga maar even daar staan.
God wat ben je toch groot. Het lijkt wel of je elke dag groter wordt.
Hoe is het met de geit?
Tom:De geit?
directrice:Ja, de geit. Je hebt toch een geit?
Tom:Ja.
directrice:Nou dan, hoe is het met hem?
Tom:Goed.
directrice:Uitstekend.
Maak je geen zorgen. Ik weet precies waar ik heen wil. Altijd trouwens.
Maar dat weet jij ook wel. Nietwaar Tom?
Tom:Ja mevrouw.
directrice:Zo Tom.
In mijn kantoortje. Jij in mijn kantoortje.
Grappig. Al dat vlees.
Was je al eens eerder in mijn kantoortje ge¬weest, Tom?
Tom:Nee mevrouw.
directrice:Maar je had er wel naar gekeken.
Tom?
Tom:Eigenlijk niet mevrouw.
directrice:Nee?
Tom:Zelden.
directrice:Kijk je nooit omhoog?
Dom Tom. Je moet verder vooruit, omhoog kijken. Maakt niet uit waarheen
als het maar ver weg is. Daarom heb ik geen gordijnen hier. Snap je?
Tom:Ja mevrouw.
directrice:Nou zie je de zaak ook eens van de andere kant. Niet onaardig hè. Glas
glas......daar ook glas. Overal glas. Jammer dat er geen ramen open kunnen,
vind je niet. Door die herrie. De hele dag. De radio. Jullie. Net kinderen. Jullie
zijn eigenlijk net mijn kinderen. Drukte, ge¬zelligheid. Mijn gezin, mijn thuis.
Dit is het. Voor mij. Helemaal. Ik kan zeggen doe dit, doe dat.......
Zo Tom.
Ik bewonder je.
Je bent een groot man.
Tom:Groot mevrouw?
directrice:Ja, in alle opzichten. Nee, blijf nog maar even staan. Geestig hè, dat ik hier zit
en jij niet.
Zo Tom. En wat vind jij van deze ruimte?
Zeg het maar. Ik weet precies wat ik doe.
Tom:Gewoon.
directrice:Niet benauwd?
Tom:Nee, gewoon.
directrice:Kom kom Tom. Ik heb het hier al benauwd, dan moet het voor een bulldog als
jij toch vrese¬lijk zijn.
Tom:Gaat wel.
directrice:Soms ben ik hier al heel vroeg. De hal is leeg. Stil. Maar niet rustig. Nee
onrustig. Bijna hongerig. Die machines doen niets, maar ze kunnen bijna niet
wachten. Die moeten in bewe¬ging, snap je. Daar moet olie in. Staalplaten
doorheen. Het is een verademing Tom. Het is een verademing als ’s ochtends
al die mannen bin¬nenkomen. Daar worden ze rustig van. En ik ook. Alles erop en eraan. Schoenen, overalls, brood¬trommels. Hup de radio aan. Sigaretje. Knoppen om, beginnen.
Snap je?
Ik slaak een zucht van verlichting. Iedere ochtend, het grote gebeuren, het
begin van alles.
Stilte
Goed, trek je schoenen maar even uit.
Tom:Pardon?
directrice:Je schoenen. Gewoon even doen. Schoenen buiten de deur.
Tom trekt zijn schoenen uit.
Wat voor maat is dat nou als ik vragen mag? Ziet eruit als minsten vijftig. En
dan heb ik het nog niet eens over de breedte. Zet ze maar even buiten neer. Er
is al genoeg troep op deze wereld.
Tom zet zijn schoenen buiten.
Stilte
Ik kan jou zien. De hele dag.
Je fluit. Ik zie jou de hele dag fluiten. Heb je zo'n plezier in je werk Tom?
In elke dag 300 platen staal door de machine duwen?
Tom:Ik doe het niet met tegenzin.
directrice:Onzin. Het leven is een grote strijd Tom, geef het gewoon toe. We lijken wel gek.
Zou je ook je sokken even uit willen trekken? Even naar buiten ook.
Tom doet het.
Wol, snap je. Ik heb de laatste tijd zo'n jeuk. Gek gek gek word je ervan. En ik
kan er niet uit, snap je. Nergens kun je aan ontsnappen. Dus nu moet ik...
Maar wees niet bang, ik weet heel goed wat ik doe.
Ga verder.
Tom:U was bezig.
directrice:Natuurlijk.
Weet jij wat er gebeurt met die stalen platen die jij de hele dag door de
machine staat te duwen?
Tom:Ja mevrouw.
directrice:Nietjes. Ze worden gesneden, gesmolten, getrok¬ken, geperst, gelijmd, gepakt, verpakt. Niet¬jes. Miljoenen. En die gaan dan door miljoenen papieren stukken. Pakken papier. De een schri¬jft ze. De ander leest ze.
Hier op mijn bureau zie je. De hele dag. Stuk¬ken leesvoer met een nietje erdoor geramd. Potdicht. Muurvast.
Je hebt geen idee wat zich hier heeft afge¬speeld de afgelopen 25 jaar. Of wel?
Tom:Nee mevrouw.
directrice:Dat bedoel ik. Jullie hebben als het erop aan¬komt nergens een idee van. Daar beneden.
Eigenlijk alleen werkend vlees. Snap je, en dat is niet vervelend bedoeld. Integendeel. Ik voel zelfs een lichte jaloezie.
De Eiffeltoren heb ik beklommen binnen deze vier muren. Het zweet zit bij mij van binnen . En nu is de top bereikt. Alleen het vlaggetje moest er nog op. 25 jaar de ladder op. Een rechte lijn. Ik trek een rechte lijn door mijn leven. En daar loop ik overheen. En ik heb nog hakken aan ook.
Ik heb het toch maar gered, vind je niet, tus¬sen al die spierballen door. En nou zit ik hier. Het uitzicht is fantastisch.
Zo Tom.
Lekker ding van me.
Neem me niet kwalijk.
Ga maar zitten.
Nee, niet daar. Neem die daar. Gezien je pos¬tuur.
Stel je voor dat hij in elkaar zakt. We willen niet nog meer troep op deze wereld.
Tom gaat zitten. Hij kucht.
Rustig maar, ik kom zo ter zake.
Geen probleem voor mij. Ter zake komen. Ik heb ze om mijn vinger gewonden. Ik heb mijn adem in gehouden. Niet te fel. Niet te zacht, niet te veel, niet te vaak, precies op tijd. Met grote begrijpende onschuldige maar o zo pientere ogen heb ik ze aangekeken, en daar zit ik nu.
Het leven is een strijd Tom. Je moet vechten, dat weten we allemaal. Maar daar schijn jij geen last van te hebben. Is dat zo?
Tom:Wat mevrouw?
directrice:Het is niet niks. Directeur, directrice, wat maakt het uit. Luister je?
Export naar Japan, Chili, IJsland, schepen vol. Meesterlijk.
Het is alsof ik de wereld regeer met mijn niet¬jes. Snap je?
Stilte
Zeg jij ook eens iets.
Ik heb je niet voor niks laten komen.
Tom:Wat moet ik zeggen?
directrice:Hoe vond je het feest?
Tom:Welk feest?
directrice:Mijn jubileum. 25 jaar bij het bedrijf.
Tom:Leuk wel.
directrice:Je hebt gedanst, zag ik.
Tom:Ja.
directrice:Was dat je vrouw?
Mooi.
Die bitterballen. Ik hield mijn hart vast. Al die grote handen die dan met zo'n klein prik¬¬ker¬tje¬ zo'n gl¬oei¬end hete bit¬terbal op orden¬te¬lij¬ke wijze moe¬ten zien binnen te krijgen. Het was bijna een knoei¬boel hè. En laten we eer¬lijk zijn, er wordt al meer dan genoeg geknoeid op deze wereld.
Volgende keer kaas.
Stilte
Hard werken, dat is het enige dat helpt.
En als ik hoofdpijn krijg, neem ik een aspi¬rientje. Heb jij weleens hoofdpijn, Tom? Ik denk zelfs dat ik nu een aspirientje neem. Zou jij dat even voor me willen pakken Tom?
Het is namelijk zo. Ik krijg de laatste tijd steeds meer moeite met opstaan, snap je. Het lijkt wel of dit bureau.....Ik vind het persoonlijk een prachtig bureau. Maar het is ongelooflijk zwaar. Er komt wat in en er gaat wat uit. Zo zie ik het.
Mensen schrijven. Andere mensen lezen. En God ramt er een nietje door. Zo zie ik het. Dus eigenlijk help ik God een handje. Nietjes hou¬den de zaak wat bij elkaar. Overzichtelijk, snap je. Prettig. Rustig.
We hebben een mooi vak, Tom.
Weleens nagedacht over een nietje, Tom?
Ik wel. Hier.
Hier gebeurt dat allemaal. Hier moet het spo¬ren.
Hier rust de verantwoordelijkheid. Hier ligt in wezen de oorsprong van ieder nietje.¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬ In dit kan¬toor. Hier bij mij.
Niemand boven me. Iedereen onder me. Het leven een rechte lijn.
Waar blijft dat aspirientje nou? Het staat daar in dat kastje. Neem er zelf ook
een. En geef me ook maar wat te drinken.
Tom haalt het aspirientje en een glas water.
Ja, een levenlang nietjes.
Leg maar op mijn tong.
Dat aspirientje. Leg dat maar op mijn tong. Niet bibberen. Gewoon doen.
Ik bijt niet. Ik weet heel goed wat ik doe.
Tom legt het aspirientje op haar tong.
Jij bent zo jezelf Tom. Dat bewonder ik zo aan je. Jij gaat naar huis. Jij kust je
vrouw. Je voert je geit. Hoe is het met de geit?
Tom:Dat had u me al gevraagd mevrouw.
directrice:O ja, hoe is het met je vrouw?
Tom:Goed.
directrice:Ik ken haar niet.
Tom:U heeft haar zien dansen.
directrice:Waar?
Tom:Op uw feest.
directrice:O ja. Mooie vrouw, beetje klein.
Hoe doen jullie het eigenlijk?
Tom:Pardon?
directrice:Jij zo groot, zij zo klein.
Hoe kan dat?
Tom:U bedoelt thuis?
directrice:Ja in bed, of ergens anders. Wees maar niet bang. Ik weet heel goed wat ik doe. Ik ga al¬tijd recht op mijn doel af. Ik trek een lijn van A naar B. Hoe moet ik het me voorstellen. Jij bovenop? Zij bovenop? Hoe denk je in gods¬naam dat zij al jouw lustuitspattingen op moet vangen in dat kleine lijfje van haar? Had je geen ander uit kunnen zoeken?
Tom:Daar heeft u niets mee te maken mevrouw.
directrice:Ze moet zichzelf beschermen tegen al dat ge¬weld. Dat snap ik heel goed. Ik snap dat ont¬zettend goed.
Nou, hoe doen jullie het?
Tom:Ze vindt het geen geweld, denk ik.
directrice:Dat denk je verkeerd.
Alle mannen zijn hetzelfde. Jij en al die ande¬re spierbundels. Ik weet wat jij in je schild voert.
Denk niet dat ik dat niet doorheb.
Jij die de godganselijke dag staat te hakken op een stuk plaatstaal.
En het blijft niet bij dat plaatstaal.
Wat doe je met haar in bed Tom?
Ze kan waarschijnlijk niet eens ademhalen als je bovenop haar ligt. Jij stort je op haar als een blinde stier, en je denkt dat dat liefde is Tom, maar dat is het niet. Zij ligt waarschijn¬lijk stuiptrekkend aan haar schone lakens te denken. Het is vies. Het is laag. Het is beest¬achtig. En ik wil je één ding zeggen Tom. Ik voel het aankomen. En ik zeg het je nu van tevoren. Laat het niet uit de hand lopen. Ik zie je Tom. Ik kan je de hele dag zien. Ik hou je in de gaten.
Je krijgt me niet klein. Al zou je het willen. Jij niet en al die anderen niet. Ik heb gevoch¬ten tot ik erbij neerviel en nou zit ik hier en jij zit daar.
Tom wil weggaan.
Nee, hier blijven!
Je houdt je in Tom, je houdt je in.
Anders vlieg je eruit. Begrepen?
Kijk Tom, je kunt het beest in jezelf wel los¬laten, maar het heeft geen zin. Het leidt tot geweld en chaos.
Het punt van beheersing. Dat moet je altijd weten te vinden. Dat kost veel energie Tom.
Dat punt bevindt zich tussen mijn wenkbrauwen.
Hier.
Ze tikt tegen haar voorhoofd.
Ik voel het de hele dag. De hele dag.
Zo. En nu ter zake.
Tom?
Tom:Ja mevrouw.
directrice:Jij bent heel sterk hè. Ik bedoel héél sterk.
Tom:Ja mevrouw. Als u het zegt.
directrice:Til mijn bureau op.
Tom:Pardon?
directrice:Til op.
Tom tilt het bureau op. Er valt vanalles op de grond.
Goed zo. Let maar niet op de rommel. Ik weet wat ik doe. Ik weet altijd wat ik doe.
Tom:Zo?
directrice:Doe eens hoger.
Tom tilt het hoger op.
Tom:Zo?
directrice:Boven je hoofd? Fantastisch.
Loop naar het raam.
Uitstekend Tom.
Gooi maar naar beneden.
Tom:Maar.
directrice:Geen zorgen. Ik ben de directrice van dit ge¬zelschap. Ik zorg dat het goed komt. Ik maak altijd alles in orde.
Gooi maar.
Tom:Maar er zitten belangrijke......
directrice:Gooi dat klotebureau door dat kloteraam!
Tom:Aaaaaaaah.
Tom doet het. Het bureau dondert met enorm geweld door het raam naar beneden. Het
geluid van de machines komt het kantoor in.
directrice:Dank je Tom. Dat was heel ...... indrukwekkend.
Je begrijpt dat ik je nu natuurlijk zou kunnen ontslaan. We kunnen niet hebben dat het perso¬neel zomaar met bureaus gaat gooien. Je brengt de mensen op een idee.
Maar ik doe het niet. Ik heb je nodig Tom. De komende tijd. We zijn er nog niet. Bereid je maar voor.
Doe je schoenen aan en stort niet van de trap.
Dat was het.
Dag Tom.
Tom gaat naar buiten doet de deur dicht.
Andere theaterteksten
Van Heleen Verburg
'Vaders en eieren' is een humoristische en poëtische eenakter. Een bedrieglijk simpel verhaaltje (een man en een vrouw worden verliefd en krijgen een ei) is de basis voor een stuk met een filosofisch thema’s als 'waar ben je voor je geboren wordt' en 'ben je voorbestemd om bepaalde ouders te hebben'. Een stuk vol onverwachte wendingen voor zowel kinderen als volwassenen.
Een man en een vrouw. Zij is tijdens de ramp haar dochtertje verloren, hij heeft indertijd als verantwoordelijke “verkeerd” gehandeld, en daardoor is een heel dorp ondergelopen. 50 jaar na de ramp ontmoeten ze elkaar bij een allang opgeheven bushalte.
Katharina Katharina wordt op een dag zo stampend kwaad over alle onrechtvaardigheid in haar leven dat ze door de vloer heen zakt en in een levend Ganzenbord belandt. Daar ontmoet ze de merkwaardigste figuren en zigzagt ze door haar eigen leven. Een fantasierijk droomcomplot, waarin niemand in een vakje past en iedereen wil winnen.
“Winterslaap” is een modern sprookje over een meisje (Jaap) dat met haar ouders in een hol woont. Uit angst voor de buitenwereld willen de ouders er nooit meer weg dus ze doen er alles aan om Jaap klein te houden. Dat lukt aardig totdat Jaap een vermoeden krijgt dat er buiten nog een heel ander leven is.
Een eigentijdse en eigenwijze versie van het overbekende sprookje. Petemoei mag dan kunnen toveren maar ze verlangt van Assepoes dat die er zelf ook wat voor doet voordat ze uiteindelijk nog lang en gelukkig mag leven met haar prins. Een ritmisch, humoristisch en lichtironisch stuk voor jong en oud over het geloven in en najagen van je dromen.
“De Dikke van Dale” geeft een kijkje in het hoofd van Johan Hendrik van Dale (1828-1872), de maker van het woordenboek, terwijl hij op zijn sterfbed ligt met ijlkoorts. Hij wordt omringd door zijn steeds weer zwangere vrouw, die hij opnieuw ten huwelijk vraagt aan de voet van zijn standbeeld in Sluis. Een mysterieuze man komt als doodsengel op bezoek en overbrugt de 19de eeuw naar het nu. Dat kan omdat "tijd niet bestaat in het onvergankelijke". Het leidt vaak tot komische situaties met absurd geestige woordspelingen.
Een groep jongeren heeft het plan opgevat om Richard III van Shakespeare op te gaan voeren. Gaandeweg krijgt het stuk hen zo in de greep dat toneel en werkelijkheid door elkaar heen gaan lopen. Een stuk over verwarring en rivaliteit.
Als de koning en de koningin een dochter krijgen lijkt hun geluk geen einde te kennen. Maar de koningin overlijdt als het meisje dertien is en de koning kan zijn verdriet niet te boven komen. In zijn wanhoop vraagt hij zijn dochter ten huwelijk maar het meisje weigert.
Twee broers, Kruk en Guichel, bevinden zich al 70 jaar op dezelfde plek. Hun dode moeder bindt hen aan die plek en daarom willen of durven ze er niet weg. Elke dag opnieuw proberen ze samen de eenzaamheid te verdrijven.
Twee vrouwen bevinden zich in hun oude klaslokaal. Vrouw B heeft een pijnlijke huidziekte waarvoor ze elke drie uur behandeld wordt door vrouw A. Er ontrolt zich een geschiedenis over verlangen en verstikkende vriendschap.
Alfred en Johannes werken al hun hele leven in een machine. Ze hebben geen idee waar die machine voor dient. Opeens heeft Johannes er genoeg van en hij wil weg, maar dat heeft grotere gevolgen dan hij had kunnen voorzien.
Een meisje staat bewegingsloos naast haar moeder. Ze ontploft bijna maar haar moeder wil niks van haar horen. Er komt een veger langs die zich afvraagt of het meisje dood is.
Een jongen en een meisje ontmoeten elkaar op het platte dak van een huis ergens in een verre vreemde stad. Ze worden verliefd op elkaar maar dat mag niet omdat hun families teveel verschillen. Daarom spelen ze samen hun gedroomde wereld.
Veerman Kommer vindt alles vervelend. Hij brengt mensen naar de overkant en weer terug, hij eet zijn brood en leest zijn krant, maar verder….blehhhh. Totdat hij op een dag ontdekt dat zijn krant leeft en dat lege potjes eigenlijk volle potjes zijn.
De Een en de Ander besluiten weg te gaan. De Rest blijft alleen achter. Maar willen ze wel echt iets nieuws?
Een vijfling zit al bijna hun hele leven te wachten voor de deur van hun ouderlijk huis. Hun moeder heeft hen ooit de deur uitgezet maar ze geven de hoop niet op ooit weer eens te worden binnen gelaten.
Drie broers hebben hun hele levenlang in een houtzagerij gewerkt. Het bedrijf is onder hun handen, maar met veel ruzie en geharrewar, groot geworden. Als twee van de broers in dezelfde week overlijden, blikt de derde terug op hun leven.